Jan de Wilgenman

Salix Babylonica schika

Een tak wordt in de grond gestoken
en schiet daar wortel
Geknot gespleten en gezaagd
Onthult zijn manden, klompen en magie
Wilgentakken zijn gebruiksvoorwerpen
Om te roeren in de fantasie

Herscheppen

Als ik doodga wil ik een boom worden. Het liefst een treurwilg in een speeltuin. In mijn schaduw kunnen vaders en moeders luieren. Langs een grote dikke tak vlakbij de grondklimmen kinderen omhoog. Zo hoog dat ze alles kunnen zien. Maar ik leef gelukkig en maak levende wilgentunnels, wilgenpoorten, -toren en – labyrinten. Ik herschep grijze betegelde schoolpleinen tot landschappen om in te spelen. Kinderen kunnen dan weer voelen, ruiken, kijken, klimmen, rollen… en vallen om te leren opstaan. Van het contact met water, aarde en groen word je rustig en creatief. Wij zijn natuurwezens.

De Wilgenman

Een gedicht gemaakt door Bette Westera over Jan de Wilgenman.

De Wilgenman

Ken je Jan de Wilgenman,
die zo prachtig vlechten kan?
Hij vlocht een schip van wilgenteen.
Daar ging ik met mijn zusje heen.
Ik was de wilgenkapitein,
mijn zusje mocht de stuurman zijn.

Hij vlocht een boot en nog een boot.
Hij vlocht een hele wilgenvloot.
Mijn vader was de lichtmatroos.
en ik was laatst een meisje loos.
Ik viel wel vier keer over boord.

Toen vlocht de Wilgenman een poort.
Hij vlocht een poort van wilgenteen.
Daar reed ik op mijn paard doorheen.
Ik was een ridder met een zwaard
en opa Arie was het paard,
de snelste hengst van heel het land.

Nu vlecht de Wilgenman een mand.
Hij vlecht een wieg, hij vlecht een baar.
De wieg is af, de mand is klaar.
Hij vlecht een baar, hij vlecht een ei.
De cirkel rond, de dood voorbij.
Hij vlecht een ei voor in de grond.
De dood voorbij, de cirkel rond.

Ken je Jan de Wilgenman,
die zo prachtig vlechten kan?
Die zo prachtig vlechten kon?
Hij vlecht de maan, hij vlocht de zon.
Hij vlecht een vloot, hij vlocht een poort,
kruipt in zijn ei en plant zich voort,
diep in de grond. De mand ontspruit.
Hij wordt wilg. Het ei loopt uit.
Hij wordt een treurwilg, sterk en groot.

Zo vlecht hij leven uit de dood.

Het gedicht De Wilgenman is gemaakt door Bette Westera en is gepubliceerd in haar boek Dood-Gewoon, een boek met gedichten over de dood. Voor kinderen en volwassenen.

De prachtige illustraties zijn van Sylvia Weve.

Website: www.gottmer.nl

Het gedicht De Wilgenman is gemaakt door Bette Westera en is gepubliceerd in haar boek Dood-Gewoon, een boek met gedichten over de dood. Voor kinderen en volwassenen.

De prachtige illustraties zijn van
Sylvia Weve.

Website: www.gottmer.nl

De Wilgenfluit

In het voorjaar pompen de bomen via hun stam en takken enorme hoeveelheden water en mineralen omhoog om het jonge blad te laten groeien. Het meeste sap wordt verplaatst in de ruimte tussen het hout en de bast. Terwijl de Berk dood kan bloeden als in deze periode de bast wordt beschadigd is dit voor de Wilg het moment om fluitjes te snijden. De boom lijkt er goed tegen te kunnen. Je kunt fluitjes snijden in de maanden mei en juni, tot sint Jan en tijdens de kleine groeispurt na de zomer in augustus. Daarna krimpt de bast strak om het hout en krijg je hem niet meer los.

Voor mij is het maken van fluitjes mijn lentefeestje.
Sommigen kennen de wilgenfluit nog uit hun jeugd.
Maar hoe maak je die ook alweer?

Men zegt dat esdoorn, lijsterbes en zelfs krent dezelfde eigenschappen hebben als wilg en je van dit hout op dezelfde wijze fluitjes kunt maken door de bast los te kloppen. Het is mij nog niet gelukt. Ook met essenhout is het geprobeerd, maar zoals blijkt uit een liedje uit Gelderland was ook dit niet het beste hout:

 

Fiepke, fakpe, fapen.

‘k Zou zo graag een fluitje maken

Van wilgen of van essen.

Wilgen is het beste!

Voor mij is het maken van fluitjes mijn lentefeestje, meestal in het Amsterdamse Bos. Ik zit op een dikke boomschijf voor het bezoekerscentrum en voor me staan 10 stoelen. Daar zitten kinderen op die allemaal een fluitje willen. Als nummer 1 een fluitje heeft gekregen schuiven ze allemaal op en is er een nieuwe nummer 10 en een nieuwe nummer 1 wiens geduld eindelijk beloond gaat worden. Achter de stoelen staat nog een hele groep verlangend te wachten. Zo verloopt de hele middag met een komen en gaan van kinderen en fluitjes. Ouders, opa’s en oma’s kijken mee, sommigen kennen het nog uit hun jeugd. Maar hoe ging het ook alweer? Een enkele weet nog hoe het moet. In de loop der jaren waren ook buitenlanders die het fluitjemaken kenden, duisters, een rus, een Hongaar en zelfs een Indiër.

Ik zing tijdens het loskloppen van de bast vaak het liedje dat Henk Hortensius zong toen hij mij leerde fluitjes te maken, dat was op een bankje onder een wilg in het Zuiderzeemuseum. Hij noemde het Het Buiksloter Volkslied:

“Ik ben een Tiroler geboren in Buiksloot.
Falderalderie tol draaitol.
In Zwitserland groeit de edelwijs
zoals bij ons de boerenkool.
Falderalderie tol draaitol.
En als je onder een tram loopt dan ben je d’r geweest …..’

Een maf liedje waar kinderen eerst met stijgende verbazing, maar dan al snel met toenemend plezier naar luisteren. Want het heeft gekke refreintjes zoals:

Waarom heeft een varken van voren een snuit,
falderalderie tol draaitol,
Want da’s heel natuurlijk anders loopt-ie achteruit.

 Waarom blust de brandweer met water het vuur
falderalderie tol draaitol,
Want da’s heel natuurlijk limonade is veel te duur.

 Waarom heeft de dame een baby op haar schoot
falderalderie tol draaitol,
Want da’s heel natuurlijk een olifant is veel te groot.

Het liedje lijkt overigens niets met het fluitjes te maken te hebben. Het volgende wel:

Fluitjes van een cent

Over het maken van drie soorten wilgenfluitjes.

Jan laat je hier zien hoe je zelf drie soorten fluitjes van wilg kunt maken; een fluitje van een cent.

Nu zijn we toe aan de werkbeschrijving van de wilgenfluit of salicionaal. Eerst beschrijf ik een trekfluitje, dan de foeper en als laatste de vaste fluit. Trekfluitjes werken als een schuiftrompet, je kunt er een liedje op blazen door het volume van de luchtkamer (A) groter of kleiner te maken. Vaste fluitjes maken 1 toon, blok (B) en stok (S) blijven aan elkaar vast zitten, de luchtkamer heeft een vast volume.

Op het internet zijn verschillende filmpjes te zien waarvan sommige het proces goed in beeld brengen. Zoek op ‘willow whistle’ voor filmpjes en ‘wilgenfluitje’ voor beschrijvingen. De waarde van mijn verhaal ligt de beschrijving van het trekfluitje want die heb ik nergens kunnen vinden. Een reden om zelf ook maar eens een filmpje op youtube te zetten.

Rikke tikke, takken
Ik ga een fluitje maken;
Als mijn fluijte niet af wil gaan,
Zal ik het op zijn kopke slaan.
Met zeven scherpe messen;
Het een oor heel af,
Het ander oor half af;
Is mijn fluitje nog niet af?
Af, af, af, af, af!

Westelijk Noord-Brabant Sinte-Geetruydtsbronne 1930

De Wilgenfluit

In het voorjaar pompen de bomen via hun stam en takken enorme hoeveelheden water en mineralen omhoog om het jonge blad te laten groeien. Het meeste sap wordt verplaatst in de ruimte tussen het hout en de bast. Terwijl de Berk dood kan bloeden als in deze periode de bast wordt beschadigd is dit voor de Wilg het moment om fluitjes te snijden. De boom lijkt er goed tegen te kunnen. Je kunt fluitjes snijden in de maanden mei en juni, tot sint Jan en tijdens de kleine groeispurt na de zomer in augustus. Daarna krimpt de bast strak om het hout en krijg je hem niet meer los.

Voor mij is het maken van fluitjes mijn lentefeestje.
Sommigen kennen de wilgenfluit nog uit hun jeugd.
Maar hoe maak je die ook alweer?

Men zegt dat esdoorn, lijsterbes en zelfs krent dezelfde eigenschappen hebben als wilg en je van dit hout op dezelfde wijze fluitjes kunt maken door de bast los te kloppen. Het is mij nog niet gelukt. Ook met essenhout is het geprobeerd, maar zoals blijkt uit een liedje uit Gelderland was ook dit niet het beste hout:

Fiepke, fakpe, fapen.

‘k Zou zo graag een fluitje maken

Van wilgen of van essen.

Wilgen is het beste!

Voor mij is het maken van fluitjes mijn lentefeestje, meestal in het Amsterdamse Bos. Ik zit op een dikke boomschijf voor het bezoekerscentrum en voor me staan 10 stoelen. Daar zitten kinderen op die allemaal een fluitje willen. Als nummer 1 een fluitje heeft gekregen schuiven ze allemaal op en is er een nieuwe nummer 10 en een nieuwe nummer 1 wiens geduld eindelijk beloond gaat worden. Achter de stoelen staat nog een hele groep verlangend te wachten. Zo verloopt de hele middag met een komen en gaan van kinderen en fluitjes. Ouders, opa’s en oma’s kijken mee, sommigen kennen het nog uit hun jeugd. Maar hoe ging het ook alweer? Een enkele weet nog hoe het moet. In de loop der jaren waren ook buitenlanders die het fluitjemaken kenden, duisters, een rus, een Hongaar en zelfs een Indiër.

Ik zing tijdens het loskloppen van de bast vaak het liedje dat Henk Hortensius zong toen hij mij leerde fluitjes te maken, dat was op een bankje onder een wilg in het Zuiderzeemuseum. Hij noemde het Het Buiksloter Volkslied:

“Ik ben een Tiroler geboren in Buiksloot.
Falderalderie tol draaitol.
In Zwitserland groeit de edelwijs
zoals bij ons de boerenkool.
Falderalderie tol draaitol.
En als je onder een tram loopt dan ben je d’r geweest …..’

Een maf liedje waar kinderen eerst met stijgende verbazing, maar dan al snel met toenemend plezier naar luisteren. Want het heeft gekke refreintjes zoals:

Waarom heeft een varken van voren een snuit,
falderalderie tol draaitol,
Want da’s heel natuurlijk anders loopt-ie achteruit.

 Waarom blust de brandweer met water het vuur
falderalderie tol draaitol,
Want da’s heel natuurlijk limonade is veel te duur.

 Waarom heeft de dame een baby op haar schoot
falderalderie tol draaitol,
Want da’s heel natuurlijk een olifant is veel te groot.

Het liedje lijkt overigens niets met het fluitjes te maken te hebben. Het volgende wel:

Fluitjes van een cent

Over het maken van drie soorten wilgenfluitjes.

Jan laat je hier zien hoe je zelf drie soorten fluitjes van wilg kunt maken; een fluitje van een cent.

Nu zijn we toe aan de werkbeschrijving van de wilgenfluit of salicionaal. Eerst beschrijf ik een trekfluitje, dan de foeper en als laatste de vaste fluit. Trekfluitjes werken als een schuiftrompet, je kunt er een liedje op blazen door het volume van de luchtkamer (A) groter of kleiner te maken. Vaste fluitjes maken 1 toon, blok (B) en stok (S) blijven aan elkaar vast zitten, de luchtkamer heeft een vast volume.

Op het internet zijn verschillende filmpjes te zien waarvan sommige het proces goed in beeld brengen. Zoek op ‘willow whistle’ voor filmpjes en ‘wilgenfluitje’ voor beschrijvingen. De waarde van mijn verhaal ligt de beschrijving van het trekfluitje want die heb ik nergens kunnen vinden. Een reden om zelf ook maar eens een filmpje op youtube te zetten.

Rikke tikke, takken
Ik ga een fluitje maken;
Als mijn fluijte niet af wil gaan,
Zal ik het op zijn kopke slaan.
Met zeven scherpe messen;
Het een oor heel af,
Het ander oor half af;
Is mijn fluitje nog niet af?
Af, af, af, af, af!

Westelijk Noord-Brabant Sinte-Geetruydtsbronne 1930

Het Wilgentrekfluitje

Wilgenfluitjes worden gemaakt in de groeiperiode als het sap flink stroomt in de ruimte tussen het hout en de bast. Dit is in maanden mei/juni gemaakt tot sint Jan en een korte periode in augustus.

Zoek een wilgentak zonder zijtakken van ongeveer een vingerdikte. Snij een stuk af van 15 tot 20 centimeter.

De Trekfluit

  1. snij een mondstuk aan de topzijde van de tak. Dit is de kant waar de punt van de knoppen naar toewijst. (Maak je het mondstuk aan de andere kant, dan krijg je de bast er niet af. De tak wordt langzaam dunner naar de top)
  2. Snij het fluitgat: één stevige verticale snee tot in het hout. Een tweede schuine snee zodat het gat ontstaat.
  3. Snij de bast in tot op het hout, rondom.
  4. Klop de bast stevig met het handvat van je mes met de tak op je dijbeen. Klop niet te zacht want de bast moet loskomen. Klop niet te hard want dan gaat de bast stuk. Probeer af en toe te voelen of de bast loskomt. Omvat met de hele hand het bastje en maak een draaiende beweging. Op een gegeven moment zegt de bast ‘KNAP’. Dan is hij los.
  5. Dit is het merk van het mes, de kerf.
  6. Snij de luchtspleet door het blok af te vlakken tot aan de kerf van het luchtgat
  7. Snij het hout bij de kerf door.

Je hebt nu:
een kale tak (S) met een stukje bast aan het einde.
Een lege bast.
Een kort stukje dat precies de goede lengte heeft tot het fluitgat met de vorm van het mondstuk: het blok (B)

  1. Plaats het blok in het mondstuk van de holle bast.
  2. Schuif het bastbuisje om de witte tak.

Blaas en schuif het bastje heen en weer. Een kleine kamer geeft een hoge toon,

Een grote kamer geeft een lage toon.

De Foeper

Soms mislukt het fluitje en breekt de bast bij het fluitgat. Gooi het bastbuisje niet weg, maak er een foeper van. Haal de groene schil van de bast af tot ongeveer een halve cm vanaf het begin.

Snij de twee tegenoverliggende zijden waar de bast weg is in en plet het buisje.

Steek de platte kant in je mond tot op je tong, houd het met je lippen vast en blaas: Foep, Foep, Foep…

De Vaste Fluit

Tot 4 idem.

Je hebt nu een kale tak (S) met een stukje bast en het lege bastbuisje.
Leg de bast voorzichtig weg.

  1. Maak vanaf de kerf een holle ruimte (A) door hout uit te nemen vanaf de kerf naar onder toe.
  2. Houdt een beetje hout over zodat het blok en de stok aan elkaar vast blijven zitten.
  3. Schuif het bastbuisje om de tak.

Bij het trekfluitje vind je altijd een toon door te schuiven. Bij het vast fluitje kan het voorkomen dat de luchtkamer niet de juiste maat heeft, er ontstaat geen geluid en je hebt dus geen fluit. Probeer in dat geval de luchtkamer iets groter te maken. Of maak een foeper.

De liedjes komen o.a. uit Onze Volksrijmen, de Haan, uitg. Spectrum. 1978.
Mij toegezonden door Stichting Informatiecentrum Volkscultuur te Utrecht.

Het Wilgentrekfluitje

Wilgenfluitjes worden gemaakt in de groeiperiode als het sap flink stroomt in de ruimte tussen het hout en de bast. Dit is in maanden mei/juni gemaakt tot sint Jan en een korte periode in augustus.

Zoek een wilgentak zonder zijtakken van ongeveer een vingerdikte. Snij een stuk af van 15 tot 20 centimeter.

De Trekfluit

  1. snij een mondstuk aan de topzijde van de tak. Dit is de kant waar de punt van de knoppen naar toewijst. (Maak je het mondstuk aan de andere kant, dan krijg je de bast er niet af. De tak wordt langzaam dunner naar de top)
  2. Snij het fluitgat: één stevige verticale snee tot in het hout. Een tweede schuine snee zodat het gat ontstaat.
  3. Snij de bast in tot op het hout, rondom.
  4. Klop de bast stevig met het handvat van je mes met de tak op je dijbeen. Klop niet te zacht want de bast moet loskomen. Klop niet te hard want dan gaat de bast stuk. Probeer af en toe te voelen of de bast loskomt. Omvat met de hele hand het bastje en maak een draaiende beweging. Op een gegeven moment zegt de bast ‘KNAP’. Dan is hij los.
  5. Dit is het merk van het mes, de kerf.
  6. Snij de luchtspleet door het blok af te vlakken tot aan de kerf van het luchtgat
  7. Snij het hout bij de kerf door.

Je hebt nu:
een kale tak (S) met een stukje bast aan het einde. Een lege bast. Een kort stukje dat precies de goede lengte heeft tot het fluitgat met de vorm van het mondstuk: het blok (B)

  1. Plaats het blok in het mondstuk van de holle bast.
  2. Schuif het bastbuisje om de witte tak.

Blaas en schuif het bastje heen en weer. Een kleine kamer geeft een hoge toon,

Een grote kamer geeft een lage toon.

De Foeper

Soms mislukt het fluitje en breekt de bast bij het fluitgat. Gooi het bastbuisje niet weg, maak er een foeper van. Haal de groene schil van de bast af tot ongeveer een halve cm vanaf het begin.

Snij de twee tegenoverliggende zijden waar de bast weg is in en plet het buisje.

Steek de platte kant in je mond tot op je tong, houd het met je lippen vast en blaas: Foep, Foep, Foep…

De Vaste Fluit

Tot 4 idem.

Je hebt nu een kale tak (S) met een stukje bast en het lege bastbuisje.
Leg de bast voorzichtig weg.

  1. Maak vanaf de kerf een holle ruimte (A) door hout uit te nemen vanaf de kerf naar onder toe.
  2. Houdt een beetje hout over zodat het blok en de stok aan elkaar vast blijven zitten.
  3. Schuif het bastbuisje om de tak.

Bij het trekfluitje vind je altijd een toon door te schuiven. Bij het vast fluitje kan het voorkomen dat de luchtkamer niet de juiste maat heeft, er ontstaat geen geluid en je hebt dus geen fluit. Probeer in dat geval de luchtkamer iets groter te maken. Of maak een foeper.

De liedjes komen o.a. uit Onze Volksrijmen, de Haan, uitg. Spectrum. 1978.
Mij toegezonden door Stichting Informatiecentrum Volkscultuur te Utrecht.

Zandraket

Atelier:
Commelinstraat 21 sous
1093 GT Amsterdam

Zandraket

Correspondentie:
Commelinstraat 432
1093 VD Amsterdam

zandraket
zandraket

Zandraket

Atelier:
Commelinstraat 21 sous
1093 GT Amsterdam

Correspondentie:
Commelinstraat 432
1093 VD Amsterdam